Het Franse onderwijssysteem bestaat uit drie schooltypes: de kleuterschool, basisschool en middelbare school. Het volgende artikel geeft een compleet overzicht van het Franse scholensysteem.
Kleuter- en basisscholing is verdeeld in educatieve fases (cycles pédagogiques). Er zijn drie fases, die elk drie jaar duren:
1. Cycle des Apprentissages Premiers, die de periode van de kleuterschool van drie tot zes jaar (les petits, les moyens and les grands) omvat.
2. Cycle des Apprentissages Fondamentaux, bestaande uit het laatste jaar van de kleuterschool en de eerste twee jaar van de basisschool (cours préparatoire/CP and cours élémentaire 1/CE1).
3. Cycle des Approfondissements, die de basisschooljaren cours élémentaire 2/CE2, cours moyen 1/CM1 en cours moyen 2/CM2 omvat.
Alhoewel elke fase normaal drie jaar duurt, kunnen ze ook in twee jaar afgerond worden, afhankelijk van de vooruitgang van het kind. Of een kind klaar is om over te gaan tot de volgende fase wordt gezamenlijk door de raad van leraren (conseil des maîtres du cycle), de schooldirecteur, de ouders van het kind en een psycho-pedagogische groep besloten. Het is niet langer mogelijk om een jaar te zakken en het over te doen, aangezien het nieuwe systeem leerlingen toestaat vooruitgang te boeken op hun eigen tempo en niet vereist dat ze hetzelfde werk overdoen als in het vorige jaar. Ouders kunnen in beroep gaan tegen de keuze van een school met betrekking tot bevordering naar de volgende fase. Gedurende de drie fases wordt er voor elk kind een en schoolverslag (livret scolaire) bijgehouden.
Frankrijk kent een lange geschiedenis van gratis, door de staat gefinancierde kleuterscholen en heeft een van de beste programma’s ter wereld, al is er in veel gebieden een tekort aan voorzieningen en moet je kind bij wijze van spreken al bij conceptie inschrijven! (Normale inschrijving vindt plaats gedurende april vóór de start van het nieuwe jaar.)
Zo’n 80% van de vrouwen met één kind en 50% van de vrouwen met drie kinderen werkt, en de meesten maken gebruik van een vorm van een kleuterschool. Ongeveer 30% van de kinderen gaan naar een kleuterschool met twee jaar, en vrijwel allemaal tegen de leeftijd van vier – een aanwezigheidsniveau dat alleen geëvenaard wordt door België.
Kinderen tussen twee maanden en drie jaar kunnen naar een peuterschool of crèche gebracht worden, meestal onder de voorwaarde dat beide ouders werken. Er zijn vier soorten crèches: ‘gemeenschappelijke’ crèches (crèche collective) geleid door de lokale gemeenschap, wat de meest populaire keuze is en daardoor over-aangemeld (maar 9% van de ouders vindt een plek); ‘mini-crèches’ (mini-crèche), die lijken op gemeenschappelijke crèches maar kleiner zijn, ouderlijke crèches (crèche parentale), georganiseerd door groepen ouders en met een limiet van 16 kinderen; en familiecrèches (crèche familiale), waarbij je je kind thuis laat bij een ‘moederlijke assistent’ (assistante maternelle). Ben er zeker van dat de assistante maternelle goedgekeurd (agréée) is door de Protection Maternelle et Infantile (PMI).
Crèches zijn meestal open tussen 07.00 en 19.00 op werkdagen. De kosten van een crèche collective variëren afhankelijk van het aantal ondergebrachte kinderen, het salaris van de ouders en de gemeente; een assistante maternelle kost minimaal €22 per dag. Neem voor meer informatie over de crèche parentale contact op met de Association des Collectifs Enfants Parents Professionels (ACEPP, 01 44 73 85 20).
Als je je kinderen alleen maar af en toe achter wilt laten (bijvoorbeeld wanneer beide ouders niet full time werken), kunnen kinderen tussen drie maanden en zes jaar oud voor maximaal een dag per keer naar een halte-garderie of jardin d’enfants of een multi-accueil centrum (beperkt tot 20 kinderen) gebracht worden; prijzen variëren maar kunnen zo laag zijn als €2 per uur. Als er voor of na school voor een korte tijd op je kinderen gepast moet worden, kunnen ze naar een accueil péri-scolaire of een centre de loisirs sans hébergement (minimum leeftijd drie jaar) gebracht worden, die soms bij een kleuterschool horen (zie hieronder).
Als je het kan veroorloven kan je een oppas (garde d’enfant à domicile) of nanny (nounou) in dienst nemen, die bij de overheid wel ingeschreven moeten staan als een werknemer in loondienst en op zijn minst het minimumloon betaalt moet worden. Bedenk wel dat je een belastingvermindering kan krijgen voor uitgaven voor crèche en kinderopvang.
Naar een kleuterschool (école maternelle) gaan is optioneel bij de leeftijd van twee tot zes jaar. Theoretisch is er echter plaats voor elke driejarig kind. De plek moet zich bevinden in een kleuterschool of kinderklas (classe enfantine) in een basisschool die zo dicht mogelijk bij het huis van het kind bevindt. Er wordt prioriteit gegeven aan kinderen die leven in armere gebieden, kinderen met twee werkende ouders, kinderen uit families met drie of meer jonge kinderen en kinderen die te ver van school afwonen om naar huis te gaan voor de lunch.
Kleuterscholen zijn gewoonlijk open van 08.30 of 09.00 tot 11.30 of 12.00 en van 13.30 of 14.00 tot 16.00 or 16.30, uitgezonderd woensdagen, wanneer er geen school is. Kleine kinderen slapen gewoonlijk twee uur na de lunch. Kinderen kunnen een halve dag gaan, wat de voorkeur is van veel buitenlandse ouders, vooral in het begin wanneer het kind geen Frans spreekt. Er is gewoonlijk een ochtendprogramma op zaterdagen, afhankelijk van het département, al is dit optioneel. Kinderen kunnen onder afspraak lunchen in de schoolkantine. Als ouders niet in staat zijn hun kinderen op te pikken na school, is er meestal een opvang onder toezicht (garderie) tot ongeveer 18.00 voor een klein bedrag.
De kleuterschool is traditioneel gescheiden in drie fases, naar leeftijd: les petits – van twee tot vier jaar; les moyens – van vier tot vijf jaar; les grands – van vijf tot jaar. De drie jaren van de basisschool van de leeftijd drie tot zes jaar vormen de eerste van de nieuwe cycles pédagogiques en het laatste jaar van de kleuterschool hoort bij de tweede cycle.
De kleuterschool is ontworpen om kinderen kennis te laten maken met de sociale omgeving van school en om de basisvaardigheden van coördinatie te ontwikkelen. Het moedigt de ontwikkeling van zelfbewustzijn aan en introduceert groepsactiviteiten. Oefeningen omvatten kunst en handvaardigheid (zoals tekenen, schilderen en kleien), muziek, educatieve spelletjes en communicatieve vaardigheden zoals luistervaardigheid. Gedurende de laatste jaren wordt er geoefend met lezen, schrijven en rekenen ter voorbereiding op de basisschool.
Aanwezigheid op de lagere school (école primaire) is verplicht tussen 6 en 11 jaar voor 26 uur per week. Scholen worden opgericht en behouden door de lokale gemeenten, al is ligt de algehele verantwoordelijkheid bij de staat.
Sinds de jaren ’80 neemt het aantal kinderen op de basisschool af, wat zorgde voor een afname van het aantal klassen. In veel landelijke gebieden heeft dit ertoe geleid dat scholen dichtgingen en dat kinderen moesten reizen naar scholen in omliggende plaatsen, of dat scholen leraren en benodigdheden zoals computers moesten delen. Er worden nu verschillende plannen uitgevoerd in het land om basisonderwijs op een betere manier te organiseren - vooral personeel, waarvan de helft over de 50 is en terughoudend met betrekking tot verandering. Een plan maakt parttime gebruik van afgestudeerden bij het assisteren van leraren in een poging het systeem nieuw leven in te roepen.
Elke basisschool heeft een directeur (directeur/directrice), die de leiding neemt in de schoolraad (conseil d’école). Deze maakt beslissingen met betrekking tot schoolregels, communicatie tussen leraren en ouders, schoolmaaltijden, naschoolse opvang (garderie), extra activiteiten, beveiliging en hygiëne. De schoolraad komt meestal twee keer per jaar bijeen en bestaat uit een lerarencomité (comité des maîtres), een oudercomité (comité des parents) en vertegenwoordigers van de lokale onderwijsautoriteiten en gemeente. Het oudercomité is het equivalent van de ouder-leraar-vereniging die in veel andere landen bestaat.
De vijf jaar vijf jaar van de lagere school zijn als volgend opgebouwd:
De vakken zijn gescheiden in drie hoofdopgroepen: Frans, geschiedenis, aardrijkskunde en maatschappelijke studies; wiskunde, wetenschap en technologie; lichamelijk opvoeding, kunst en handvaardigheid en muziek. Er is een minimaal en maximaal aantal leeruren aangegeven voor elke groep vakken, samen oplopend tot 26 uur per week. Leraren is een mate van flexibiliteit toegestaan bij het bepalen van de uren, zodat ze meer aandacht kunnen besteden aan bepaalde vakken voor bepaalde leerlingen, gebaseerd op hun sterktes en zwaktes.
De belangrijkste doelstellingen van de basisschool zijn het leren en verbeteren van de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen. Er zijn geen examens aan het eind van de basisschool, al wordt het lagere schoolverslag van een kind doorgestuurd naar de middelbare school. Van alle kinderen wordt echter verwacht dat ze in staat zijn Frans te lezen en te schrijven aan het eind van hun eerste termijn van de lagere school en worden getest om te kijken of ze aan de standaard voldoen. Basisscholieren hebben een aantekenboek (cahier de texte) dat ze elke dag mee naar huis nemen. Ouders ondertekenen het boek om te bevestigen dat een kind zijn huiswerk heeft gedaan en leraren gebruiken het om berichten over te dragen naar ouders, bijvoorbeeld over speciale dingen die een kind nodig heeft voor de volgende dag.
In de schooljaren CM1 en CM2 wordt er een uur per week les gegeven in een vreemde taal. De meeste leerlingen (meer dan 80%) kiest ervoor Engels te leren, al probeert de Franse regering ze te stimuleren andere vreemde talen te kiezen, waaronder regionale talen en talen gesproken door immigranten, zoals Arabisch (allemaal onderdeel van de verloren strijd om de groeiende invloed van de Engelse taal in Frankrijk tegen te gaan!).
Les in vreemde talen is natuurlijk op basisniveau, en Engelssprekende ouders moeten niet verwachten dat het Engels van hun kinderen erdoor verbeterd wordt; ze zouden juist beter kunnen beginnen met het leren van een derde taal.
Huiswerk is verplicht vanaf het begin van de basisschool, en de overgang van CE1 naar CE2 kan moeilijk zijn, doordat kinderen opeens een grotere werkdruk hebben en regelmatig toetsen moeten maken bij alle vakken.
Een van de unieke aspecten van Frans lager onderwijs is de ‘ontdekkingsklas’ (classe de découverte), waarbij scholieren één tot drie weken in een nieuwe omgeving doorbrengen. Het kan gehouden worden in het platteland (classe verte/classe de nature), de bergen (classe de neige), bij zee (classe de mer) of zelfs in het buitenland. Het is geen vakantiekamp en kinderen volgen hun normale lessen, aangevuld met excursies en andere speciale activiteiten. De meest populaire ontdekkingsklas is de ski-reis, die meestal plaatsvindt in januari of februari. Voor ouders die niet in staat zijn om het te betalen is er financiële hulp beschikbaar.
Middelbaar onderwijs is verplicht tot de leeftijd van zestien en omvat studeren op een collège tot vijftien jaar. Met vijftien jaar wordt over vervolgonderwijs besloten door toetsing - studenten met de grootste academische bekwaamheden gaan naar een lycée tot hun achttiende (cycle long) om te studeren voor een baccalauréat (einddiploma) en anderen volgen verkorte studies (cycle court) door een beroepsopleiding.
Deze omvatten de studie voor een brevet d’enseignement professionnel (BEP) of certificat d’aptitude professionnelle (CAP), wat kan leiden tot een baccalauréat professionnel in een ‘professioneel’ lycée. Aan de eind van het collège wordt er een getuigschrift van bekwaamheid uitgegeven voor specifieke vaardigheden, mits er ook een bepaald niveau van taalvaardigheid behaald is. Studenten kunnen een jaar herhalen tot ze hun eindexamens behalen (diplôme national du brevet (DNB)), en weinigen verlaten school zonder een diploma.
De middelbare school of scholen waar je kid naartoe gaat wordt in eerste instantie bepaald door waar je woont. In sommige landelijke gebieden is er weinig of geen keuze, terwijl er in Parijs en in andere steden gewoonlijk keuze is uit een aantal mogelijkheden. Zoals in alle landen zijn de scholen met de beste reputaties en resultaten het meest populair en daardoor het moeilijkst toe te treden. Ouders zouden ruim van te voren moeten beginnen met plannen, vooral als ze willen dat hun kind studeert aan een voornaam collège of lycée. Sommige collèges zijn verbonden met lycées, waarbij geprefereerd wordt dat collège-studenten overgaan op het lycée.
Met elf jaar gaan alle kinderen naar een collège (vroeger bekend als een collège d’enseignement secondaire/CES), onder leiding van een principal. Elk collège heeft een schoolraad (conseil d’établissement) die bestaat uit bestuurlijk personeel en vertegenwoordigers van leraren, ouders, studenten en de lokale overheid. Deze hebben de taak om aanbevelingen te doen met betrekking tot lesgeven en andere zaken die van belang zijn voor de schoolgemeenschap.
Het schooljaar is georganiseerd aan de hand van trimesters (een periode van drie maanden, wat neerkomt op een termijn), waarbij studenten aan het eind van elk trimester door leraren (conseil des professeurs) geëvalueerd worden. Deze evaluatie is met name van belang omdat het de toekomstige studiemogelijkheden voor een student bepaalt en het soort baccalauréat dat hij kan halen. Ouderverenigingen (associations des parents/délégués des parents) spelen ook een belangrijke rol in het bepalen van de toekomstige studie van een student.
Het is gewoon dat een klassenraad (conseil de classes) een scholier aanbeveelt een jaar over te doen, al kan dit alleen gebeuren met de toestemming van de ouders. Als ouders het er niet mee eens zijn, kunnen ze in beroep gaan tegen de beslissing, maar als ze dit verliezen moeten ze zich neerleggen bij de beslissing van de commissie.
Een aantal collèges biedt accommodatie aan (internat), al is dit niet meer zo gewoon als dat het vroeger was; de regelingen hiervoor zijn gelijk aan die voor een internat bij een lycée.
De vier studiejaren aan een collège zijn genummerd van de zesde tot de derde en opgedeeld in twee cycles van twee jaar:
Cycle d’Observation: De eerste twee jaren op het collège (de zesde en de vijfde) worden de ‘observatie’ cycle genoemd, waarbij alle studenten een gemeenschappelijk leerprogramma volgen. Gewone lessen nemen bij elkaar ongeveer 24 uur per week in en omvatten Frans, wiskunde, een moderne vreemde taal, geschiedenis, aardrijkskunde, economie, maatschappijleer, natuurkunde en scheikunde, biologie en geologie, kunstzinnige vakken en lichamelijke opvoeding. Er worden elke week drie extra studie-uren ingedeeld in door het collège bepaalde vakken (vaak Frans, wiskunde en een vreemde taal), afhankelijk van de individuele behoeften van de student. Aan het eind van de vijfde gaan studenten over tot de ‘oriëntatie cycle’ (de vierde) of doen de vijfde over.
Cycle d’Orientation: De laatste twee jaren op het collège (de vierde en de derde) vormen de ‘orientatie cycle’, omdat studenten een aantal keuzes kunnen maken in vakken en zich zo kunnen oriënteren (orientation) en een begin kunnen maken met het bepalen van hun toekomstige studierichting. Studenten volgen een algemeen leerprogramma van ongeveer 25 uur in dezelfde vakken als in de zesde en de vijfde. Naast de basisvakken zijn er verplichte lessen in een vreemde taal die gekozen moet worden uit een lijst met opties (option obligatoire) en optionele lessen (options facultatives) in een regionale taal of klassieke taal (zoals Grieks of Latijn). Beslissingen met betrekking tot de toekomstige studie worden gemaakt aan het einde van de derde (rond 14 jaar), wanneer er examens worden afgenomen om te bepalen of kinderen naar een lycée gaan om een baccalauréat te behalen, beroepsonderwijs gaan volgen of een stage gaan doen.
Technische vierde en derde klassen bieden een praktischere educatieve aanpak voor studenten die geschikt zijn voor een minder academische vorm van leren. Studenten die leeftijd van 14 of 15 jaar bereiken en nog niet het benodigde niveau hebben bereikt om verder te gaan naar de vierde klas worden lesgegeven in kleine klassen ter voorbereiding op beroepsonderwijs (Classes Préprofessionnelles de Niveau/CPPN). Hier krijgen ze extra lessen en speciale begeleiding, vooral in Frans en wiskunde, zodat ze hun studie voort kunnen zetten. Anderen gaan naar klassen ter voorbereiding op een stage (Classes Préparatoires à l’Apprentissage/CPA).
Aan het eind van hun laatste jaar op het collège ondergaan studenten een geschreven examen (brevet des collèges) voor Frans, wiskunde en geschiedenis/aardrijkskunde. Het brevet is de toegang tot een lycée, al sluit zakken niet uit dat studenten naar het hogere onderwijs kunnen gaan.